Sint-Antonius-van-Paduakerk & klooster van de minderbroeders-konventuelen
De Orde
De Minderbroeders zijn de eerste van de drie
bedelorden die in het begin van de 13e eeuw werden gesticht naar de gedachten
en daden van Sint Franciscus van Assisi (de tweede orde is de Orde van de Arme
Dames en de derde, de Derde Orde). De orde van Minderbroeders Conventuelen
is een van de drie verschillende broederschappen binnen de Eerste Orde van de
Franciscaanse familie.
Van oudsher woonden de
conventuelen in steden en in grote kloosters.
De kerk en het klooster
Aanvankelijk, in 1862,
huurde een kloostergemeenschap van zes monniken woning in de Bodegemstraat. In oktober
laat deze gemeenschap een eerste kapel bouwen op een stuk grond gelegen aan de
Artesiëstraat bestemd voor de eredienst vanaf 1863. Na enkele jaren wordt de
kapel te klein voor de noden van de wijkbevolking en in 1868 word er beslist om
een nieuwe, grotere kerke te bouwen en een klooster.
De congregatie vertrouwt
de plannen toe aan een Nederlandse architect, Pierre Cuypers (Roermond 1827-1921) die ook het Rijksmuseum en het Centraal station in Amsterdam ontwierp. De
bouw van de kerk werd, gewijd aan sint Antonius van Padua, duurde van 1868 tot
1872/1873. De kerk werd ingewijd in 1876, maar de vieringtoren kwan er pas in
1887-1888 onder leiding van Cuypers’zoon, architect Joseph Cuypers (1861-1949).
Pierre Cuypers is eveneens de ontwerper van het kloostergebouw dat in 1872-1873
op de plek van de oorspronkelijke kapel werd opgetrokken en die staat in
directe verbinding met de kerk. De kerk is ook bereikbaar vanuit de
Artesiëstraat via een overdekte doorgang voorafgegaan door een voorportaal (1871).
De neogotische stijl van
het kerkgebouw is typerend voor de eerste kerken die Cuypers ontwierp. De kerk
heeft een leien dak en is gebouwd met baksteen en versierd met een eenvoudig
decor van hardsteen. Ze berust op ruime en hoge overwelfde kelders uit baksteen
die het middenschip verhogen ten opzichte van de straathoogte. Deze kelders
waren voorbehouden voor de activiteiten van de paters van de congregatie.
De
Sint-Antonius-van-Paduakerk en het aangrenzend klooster zijn een uitzonderlijk
homogeen en volledig bewaard geheel dat getuigt van het hoogtepunt van de 19de -eeuwse
neogotische architectuur. Bovendien is dit ‘totaaloeuvre’ voor België een
absoluut unieke illustratie van de visie en werkmethode van Cuypers die, hoewel
die afwijkt van en zuiver archeologische dimensie, in verband te brengen is met
de school van J.B. Bethune. De kerk, waar het meubilair van het kunstatelier “Cuypers
en Stoltzenberg” intact bewaard bleef, geldt daarom als buitengewoon waardevol
voorbeeld. Deze elementen rechtvaardigen de klassering van de kerk en het
klooster op 16 oktober 2003.
Het interieur
De binnenaankleding,
van uitzonderlijke kwaliteit, bestaat uit een reeks wandschilderingen
(uitgevoerd in 1891), liturgisch of ‘gebruiks’-meubilair en beeldhouwwerk. Deze
decoratie kwam tot stand van 1871 tot 1891 op basis van een door Cuypers groots
opgezet iconografisch programma.
Op de wandschilderingen
uit zich een complex symbolisch-iconografisch programma dat de eucharistie
uitbeeldt en geïnspireerd is door de geschiedenis van de franciscanenorde en
haar patroonheiligen.
Ter hoogte van de
arcaden beelden medaillons de zes pausen van de conventuelenorde af. Daarboven,
ter hoogte van het triforium, zij de wanden van het schip opgesmukt met
geschilderde taferelen (drie aan weerszijden) die het thema van de onbevlekte ontvangenis
van Maria behandelen (een leerstelling voor het eerst geformuleerd rond de 13de-14de
eeuwwisseling door de middeleeuwse theoloog Johannes Duns Scotus en in 1854
door Pius IX tot dogma verheven). De pendentieven van het achthoekig gewelf zijn
getooid met de vier evangelisten en de gewelftrommel met acht franciscaanse
heiligen (de gelukzaligen en de martelaren). De muurschilderingen van twee
kapellen beelden het leven van Sint-Franciscus-Van-Assisi uit. Naast de
hoofdtaferelen staan ook zuiver decoratieve motieven, doch steeds in de gotische
geest.
Het polychroom en verguld meubilair, uitgevoerd tussen 1871 en 1893 door het atelier "Cuypers en Stoltzenberg”, vormt een opmerkelijk geheel door zijn homogeniteit en de vakkundig hoogstaande uitvoering.
Bij de belangrijkste meubelstukken horen de eiken
koorbanken (1893), de koorafsluiting, een zeer fraai neogotisch retabel
(opgedragen aan Sint-Antonius) en geïnspireerd op de laatgotische Vlaamse
retabelkunst, biechtstoelen en een buitengewoon geslaagd neogotisch preekgestoelte,
volledig gebeeldhouwd met taferelen opgeluisterd met rijk gekleurde polychromie.
In een monumentale pinakelnis, eveneens neogotisch van stijl, schuilt een standbeeld
van Sint-Antonius.
In de tribune staat het in 1874 door orgelbouwer Fr. Loret
uit Mechelen in rornantische stijl gebouwd grootorgel (sinds 1992 vermeld op de
orgellijst
van het Brussels geWest). De orgelkast, neogotisch van stijl, is daarentegen afkomstig
van het atelier “Cuypers en Stoltzenberg".
Vermeldenswaard zijn ook de talrijke glas-in-loodramen in de (rozet)vensters. De lancetvensters en het radvenster zijn erg fraai gebrandschilderd met scènes over het leven van Sint-Antonius van Padua. Ze werden in 1872 in het vermaarde atelier Maréchal et Champigneulle in Metz vervaardigd. De stijl en de gekozen kleuren - hoofdzakelijk rood en blauw - verwijzen naar de Franse gotische brandschilderkunst. De glasramen van de transept en van het hoge schip werden daarentegen in 1891 door een atelier in Roermond F. Nicolas en zonen vervaardigd dat overigens wel vaker voor Cuypers werkte; de glasramen van de Sint-Franciscuskapel werden dan weer in 1891 door het atelier Cuypers en Soltzenberg uit Roermond vervaardigd.
(Bron : Bijlage I van het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering 16 oktober 2003)Praktische info
Artesiëstraat 17-19
+3225171780
https://lesfranciscains.com
Op monument.heritage.brussels
Vinden Sint-Antonius-van-Paduakerk & klooster van de minderbroeders-konventuelen op
het inventaris van het bouwkundig erfgoed.