Sjaal

Driehoekige sjaal, 1879-1890  

Katoen, Brusselse kant. Applicatiewerk van klos- en naaldkantpatronen op een grond van mechanische tule, met gebruik van draadbundels en met klossen geweven boordsel.

Deze zeer rijke bloemenversiering in naturalistische stijl bestaat uit negen boeketten die naar de uiteinden toe in omvang afnemen. Dankzij de realistische en nauwkeurige tekening is het mogelijk om dahlia’s, fuchsia’s, klaprozen, campanula’s en lancetvormige bladeren te herkennen. De boeketten worden bekroond door een lichte guirlande van bloeiende rankversieringen en geplaatst op een met stippen bezaaide grond. In de rand zien we opengewerkt rocaille met trompe-l’oeil-effecten en kleine medaillons met daarin gestileerde boeketten. De gefestonneerde boord ten slotte bestaat uit kastanjebladeren, pioenrozen en dahlia's.

Het applicatiewerk is een van de vormen die de Brusselse kant in de 19e eeuw aannam. Met klossen en/of de naald vervaardigde bloemenpatronen worden op een tulegrond genaaid of gelijmd, eerst met de hand (applicatiewerk op drochel) en daarna machinaal. Deze techniek is ideaal voor de productie van grote stukken, omdat het werk kan worden verdeeld over meerdere arbeidsters, waardoor er minder tijd nodig is en de productiekosten lager liggen.

De versiering van de grote stukken in applicatiewerk is vaak nadrukkelijk aanwezig en zeer druk, terwijl de realisatie fijn en delicaat is. De grote variatie aan steken en de beheersing van de contrasten maken het geheel minder druk, zoals in dit voorbeeld. Dit is het handelsmerk van een kwaliteitsstuk, geproduceerd door een groot atelier, waarvan er meerdere in Brussel te vinden waren. Alleen rijke klanten konden zich zulke omslagdoeken veroorloven.