Locatie

Broodhuis, Reserves

Datum

Tussen 1722 en 1735

soort van object

Materialen

Vervaardigingplaats

Meissen en Augsburg

Afmetingen

hoogte 14 cm — diameter 17 cm
diameter 18 cm (met handgrepen)

Inventaris nummer

Gp.2023.1

Identifier Urban

98676
lees meer

Beschrijving

De dekselkom werd tussen 1722 en 1735 gemaakt in Meissen en met goud beschilderd in het atelier van de familie Seuter in Augsburg. De kom is versierd met het wapenschild van Leopold, hertog van Lotharingen en Bar, dat nadien werd gedragen door zijn beide zonen: Frans Stefan van Lotharingen (de latere echtgenoot van Maria Theresia van Oostenrijk) en Karel Alexander van Lotharingen, de latere landvoogd van de Nederlanden.
Uit het studiewerk dat Laurence Lenne voerde, blijkt dat het stuk bij het overlijden van Karel van Lotharingen deel uitmaakte van zijn collectie. Het werd immers opgenomen in de boedelbeschrijving van het kasteel van Tervuren, één van de residenties van de landvoogd. 
Het belang van de vorige eigenaar van deze dekselkom, Karel van Lotharingen, voor Brussel was enorm. Hij was, op een kleine onderbreking na, gouverneur-generaal van de Zuidelijke Nederlanden van 1744 tot zijn overlijden in 1780. In die periode heeft hij onmiskenbaar zijn stempel gedrukt op Brussel. Zijn impact is nog zichtbaar in de stad (bv. de aanleg van de Koningswijk op de plaats van la cour brûlée, met in die buurt ook de eigen residentie die hij liet bouwen).
Daarnaast was Karel van Lotharingen een drijvende kracht achter de ontwikkeling van de toegepaste kunsten in Brussel. Zijn ‘prinselijke hobby’, zoals Claire Dumortier in 2007 schreef, leidde tot de oprichting van een laboratorium voor toegepaste kunsten in Brussel en Tervuren. Het porseleinatelier dat onder de auspiciën van de landvoogd in Brussel en Tervuren werd opgericht, is een belangrijke voorloper voor de porseleinproductie in Brussel.
Karel van Lotharingen trad zelf ook op als mecenas en oefende op die manier ook impact uit op de artistieke productie van de stad. Zijn persoonlijke verzameling, waar in 2012 in Lunéville een tentoonstelling aan werd gewijd, is dankzij de boedelbeschrijvingen die na zijn overlijden werden opgemaakt, deels bekend. Ze getuigt van zijn exquise smaak en zijn relaties met vakmensen op verschillende domeinen (edelsmeedkunst, meubilair...). Brussel was in het midden van de achttiende eeuw één van de meest luisterrijke steden in Europa, een plaats waar alles wat mooi en precieus was, werd verzameld, gekoesterd en getoond. Het luisterrijke hof van Karel van Lotharingen was het brandend middelpunt en deze kom is er een intieme getuige van.

[Coll. Fonds Comte Thierry de Looz-Corswarem, Koning Boudewijnstichting]

Bronnen

Gaffiot, J. (red.), Charles-Alexandre de Lorraine, un prince en sa maison, l’Association des Amis de Lunéville, 2012.

Dumortier C. en Habets, P., Bruxelles-Tervueren - Les ateliers et manufactures de Charles de Lorraine, CFC Editions, 2007.
Colofon

Discussie