Habit à la française

Dennengroen, gesneden liseré-zijdefluweel met een beige streepje in satijnbinding, versierd met borduursel in plat-, ingrijp-, steel-, noop- en schuine cordonsteek met goudgeel, roze en beige chenillegaren en zeer fijn zijdelint in verschillende tinten groen en wit. Langs de zijranden wit bloeiende seringentakken, een randmotief met een beige bies en een rij oudroze en kleine wite stippen. Aansluitende jas met vanaf de borst weggesneden voorpanden, een geborduurde staande kraag, een sluiting met tien geborduurde knopen en drie knoopsgaten, mouwen met een gesloten en met borduurwerk en drie knopen versierde omslag, twee zakken met drie knopen onder de opening en een geborduurde klep met drie punten, vanaf de heupen een middenrugsplit en twee zijsplitten met een knoop boven- en onderaan en met aan weerszijden een plooi. Voering van roomwit zijdesatijn uitgezonderd de rug waarvoor geruwde wol werd gebruikt. Bijpassend middellang vest met een gedeeltelijk weggesneden schootdeel, een ronde hals, dertien geborduurde knoopjes, twee valse en elf echte knoopsgaten, hetzelfde type zakken als de jas, een rug van geruwde wol.