Bronzen beeld van een half gezicht met een hoed, van de Israëlische beeldhouwer Yigal Tumarkin.
Datum
Tussen 1960 en 1970 (geraamd)
Vervaardigingplaats
Israël
Afmetingen
hoogte 36 cm — wijdte 40 cm — diepte 30 cm
Inventaris nummer
14103
Identifier Urban
90384
Beschrijving
Yigal Tumarkin, wiens geboortenaam Peter Martin Gregor Heinrich Hellberg is, werd in 1933 geboren in Dresden, Duitsland. Zijn vader, Martin Hellberg, was een Duitse acteur en theaterregisseur, zoon van een dominee. Zijn Joodse moeder, Berta Gurevitch, en zijn stiefvader, Herzl Tumarkin, emigreerden naar het Britse Mandaat Palestina (nu Israël) toen hij twee jaar oud was.
Deze schilder en beeldhouwer, van wie het Joods Museum van België twee beelden bezit, is het enfant terrible van de Israëlische kunst. Hij emigreerde in 1935 naar Israël en drukte zijn stempel op een hele generatie jonge kunstenaars. Na zijn militaire dienst bij de Israëlische marine van 1952 tot 1954 studeerde hij beeldhouwkunst bij de beeldhouwer Rudy Lehman in Hein Hod, een kunstenaarsdorp aan de voet van de berg Carmel. Tussen 1955 en 1957 reisde hij door Europa. Hij ontmoette zijn vader in Oost-Berlijn en werkte als decorontwerper voor het Bertold Brecht Berliner Ensemble. Brechtiaanse opvattingen over vervreemding en sociaal engagement zouden een grote invloed hebben op zijn werk. In 1956 raakte hij sterk onder de indruk van de metalen sculpturen van de Spaanse kunstenaar Julio Gonzalez en ook van die van de jonge César.
Het was in Tel Aviv, in de zomer van 1956, dat Tumarkin zijn eerste stalen sculptuur ontwikkelde, geïnspireerd door die van Isaac Danziger, getiteld "Burning Bush". Hij maakte assemblages in de vorm van grote panelen in reliëf van voorwerpen of gevonden materialen. De Negev-woestijn inspireerde hem en hij gebruikte in verschillende werken zand dat met spuitverf was bevestigd. In de jaren 1960 beeldhouwde hij staal in Duitsland, Nederland en in Parijs ontmoette hij de kunstenaars van het "Nieuw Realisme" en raakte hij bevriend met Tristan Tzara. Hij was vooral gefascineerd door John Heartfield en Kurt Schwitters.
Vanaf 1963 maakte hij modellen voor buitensculpturen in de woestijn en voor de steden Dimona en Arad in aanbouw. Voor de woestijnbeelden gebruikte hij metalen onderdelen die werden geborgen uit de rompen van gestrande schepen. Deze materialen zijn voor hem sterk geladen met een symbolische betekenis. In 1964 begon hij wapens in zijn sculpturen te verwerken, voor hem prachtige materialen die hun oorspronkelijke dodelijke functie volledig hebben verloren ten gunste van een nieuwe culturele, artistieke en vreedzame realiteit. In 1965 introduceerde hij afgietsels van menselijke lichaamsdelen in zijn sculpturen.
Turmakins sculpturen zijn over de hele wereld geëerd en hij heeft internationale erkenning gekregen. In eigen land is hij een van de leidende figuren in de Israëlische kunst.
De bronzen hoed bestaat uit twee afneembare delen. Het beeld, waarschijnlijk een zelfportret van de kunstenaar, bestaat uit twee delen, op de schedel zijn de namen van de verschillende delen gegraveerd, in het Hebreeuws, "rechts" aan de achterkant, "rug" aan de andere kant. Vooraan, "oog" naast een van de ogen, "neus" onderaan, "voorhoofd" bovenaan en twee andere opschriften die moeilijk te lezen zijn. In de hoed is de handtekening op de rand gegraveerd en daaronder in het wit geschilderd. Talrijke ornamenten van halfedelstenen, lapis lazuli, opaal enz. sieren beide delen.
Discussie