Affiche door Privat Livemont van de Internationale Tentoonstelling van Brussel 1897 – Musea van de Stad Brussel
Huis van Eetvelde – Ch. Bastin & J Evrard © urban.brussels
Huis van Eetvelde - detail van een meubel – Ch. Bastin & J Evrard © urban.brussels
Huis van Eetvelde - detail van een meubel – Ch. Bastin & J Evrard © urban.brussels
Bureau door Victor Horta voor hotel Solvay – KIK-IRPA_urban.brussels

Brussel, hoofdstad van de art nouveau - In dienst van zijne majesteit


In 1885 werd koning Leopold II, met instemming van de grote westerse mogendheden, de absolute heerser over een kolonie in Centraal-Afrika, die de Congo-Vrijstaat zou worden genoemd totdat deze in 1908 aan België werd afgestaan.

Het doel van de koning en zijn gevolg was niet alleen om de kleine Belgische staat op het niveau van de andere Europese koloniale rijken te brengen en zijn economie te stimuleren, maar ook om te profiteren van de rijkdom van dit onontgonnen maar veelbelovende gebied - wat hij deed zonder enige scrupules of aandacht voor de inheemse bevolking, Afrikaanse fauna en flora.

De eerste jaren waren echter niet zo productief als gehoopt (de handel, afgezien van ivoor, was nog niet erg ontwikkeld), en de vorst moest investeerders en een klantenkring vinden voor de producten van de kolonie. Hij werd daarbij geholpen door Edmond van Eetvelde, administrateur-generaal van Congo-Vrijstaat, van 1885 tot 1901, eerst bij Buitenlandse Zaken, daarna bij Binnenlandse Zaken en bij Financiën (achtereenvolgens en zelfs tegelijkertijd). Hij was onder meer belast met het economisch beleid, met inbegrip van de uitvoer van koloniale goederen zoals ivoor, koper, de zogenaamde "Congohouten" (padouk, witte mahonie, enz.),  wtte en rode kopal, en uiteraard rubber.

Van Eetvelde had de intelligentie om de kunsten in te zetten om deze nieuwe rijkdommen te laten ontdekken. In 1893 nam hij het initiatief om, met het oog op de tentoonstelling in Antwerpen het jaar daarop, een deel van het massaal in België ingevoerde ivoor ter beschikking te stellen van kunstenaars. Het idee, verwelkomd door de kranten van die tijd, was om de kunst van het bewerken van ivoor, zoals beoefend door de Vlaamse en Brabantse meesters van de 17e en 18e eeuw, nieuw leven in te blazen...Of hoe een fictieve relatie gecreërd wordt tussen een ver land en het land dat het uitbuitte. Gerenommeerde kunstenaars, of zij die op het punt stonden dat te worden, reageerden positief op dit initiatief, zoals Julien Dillens, Charles Samuel, Thomas Vinçotte, Isidore De Rudder en Philippe Wolfers, wiens talent zijn stempel zou drukken.

Drie jaar later, ter gelegenheid van de Koloniale Tentoonstelling van 1897, wendde van Eetvelde zich tot art-nouveau-kunstenaars. Een stijl die hij bijzonder waardeerde omdat hij tegelijkertijd Victor Horta belastte met de bouw van zijn herenhuis aan de Palmerstonlaan 4, waarvan het hele interieur een gematerialiseerde etalage van koloniale rijkdommen moest worden om de rijke gasten van de administrateur-generaal te verleiden. De art nouveau, die een breuk met de historische stijlen voorstond en zich liet inspireren door vormen uit de natuur, leek hem bijzonder goed aan te sluiten bij de paternalistische koloniale visie van een terugkeer naar het primitivisme, ver verwijderd van de decadentie van het Westen. Daarom deed hij een beroep op vier kunstenaars, met name Paul Hankar, Gustave Serrurier-Bovy, Henry van de Velde en Georges Hobé, om de koloniale afdeling in Tervuren te ontwerpen, waarin een grote staalkaart van de Congo-producties zou worden gepresenteerd. Opnieuw werd hier een ruimte gewijd aan de chryselefantiene beeldhouwkunst, waarin Philippe Wolfers met al zijn talent zou schitteren.

Met deze resoluut moderne kunst weet van Eetvelde onder de betoverende en originele lokroep van art nouveau-creaties een reclamecampagne te verbergen. Het was een win-winsituatie: enerzijds nam de export uit Congo in de daaropvolgende jaren een hoge vlucht, anderzijds konden de art nouveau-kunstenaars profiteren van de 'media-aandacht' van deze tentoonstellingen (en de volgenden: Parijs 1900, Luik 1905, Brussel 1910) om zich bekend te maken bij het nationale en internationale publiek en om een rijke clientèle te bereiken uit de kring van investeerders en industriëlen rond van Eetvelde en de koning.

Hieronder enkele voorbeelden van meubels en vooral de beroemde ivoren creaties, waarvan een van de bekendste ongetwijfeld de Beschaving en Barbarij van Philippe Wolfers is. Deze werd na de tentoonstelling van 1897 aan van Eetvelde aangeboden en wordt nu bewaard wordt in de collecties van het Museum voor Kunst en Geschiedenis.

"Enkele” referenties om verder te gaan...

GUISSET, J. (dir), Congo en de Belgische kunst. 1880-1960, La Renaissance du Livre, Doornik, 2003.

ADRIAENSSENS, W.,  De Wolfers dynastie : van Art Nouveau tot Art Déco, Pandora, Antwerpen, 2007.

GOSLAR, M., Victor Horta 1861-1947 : leven, werk, art nouveau, Fondation Pierre Lahaut, Brussel, 2012.

JARASSÉ, D., « Art nouveau ou art congolais à Tervuren ? Le musée colonial comme synthèse des arts », in Gradhiva¸  23 | 2016, mis en ligne le 25 mai 2019 ( URL :
http://journals.openedition.org/gradhiva/3159 ; DOI : 10.4000/gradhiva.3159)