De Aarde en het Vuur (sokkel van de lantaarn op de linkerleuning van de grote buitentrap)
Auguste Puttemans
Alphonse Van Aerschodt
Datum
soort van object
Techniek
Stijl
Opschriften
"ALPH. VANAERSCHODT/FONDEUR" (signatuur op de zijde van de voet)
Afmetingen
Identifier Urban
Beschrijving
Vóór
de Eerste Wereldoorlog was de grote buitentrap van de gevel van het
gemeentehuis versierd met vier bronzen lantaarns, twee aan de voet van de
trap en twee op de hoekpostamenten van de terrassen op de eerste verdieping. Die
laatste waren elk voorzien van drie neerhangende lampen, de eerste elk zes. Maar
ze vielen vooral op door hun rijk versierde bronzen sokkels, de enige elementen
die de Duitse troepen tijdens de oorlog niet meenamen.
Tijdens
de zitting van 31 maart 1904 bestelde de gemeenteraad aan Auguste Puttemans de
opdracht van de gipsen modellen voor de vier lantaarns te maken. Tijdens
de zitting van 12 oktober 1906 vertrouwde de gemeenteraad de uitvoering in brons
ervan toe aan de Brusselse firma Van Aerschodt. In
1912 werden de lantaarns aangepast om op elektriciteit te kunnen werken. Deze
lantaarns vormden de afronding van de decoratie van het stadhuis, waarvan de bouw in 1900
was aangevat.
De sokkel van de lantaarn op de linkerleuning van de grote trap wordt bijna volledig met vruchten bedekt. Eromheen staan drie kinderen. Het kind op de voorgrond probeert de neervallende vruchten tegen te houden. Het tweede kind kijkt achteruit zich naar een armillairsfeer, een geopend boek en een retort. Het draagt een smidshoed en houdt een smeedhamer in de linkerhand. Het staat schrijlings over een aambeeld, een tandwiel en een tang. Het derde kind, gehurkt, kijkt naar de hemel; het draagt een lauwerkrans en zijn hand houdt een boek open. Het personifieert wellicht de dichterlijke of wetenschappelijke inspiratie. De combinatie van deze elementen staat misschien symbool voor de complementariteit van arbeid en kennis, de bronnen van de overvloed, die wordt uitgedrukt door de talrijke vruchten, symbool van Moeder Aarde. Een stuk drapering, als een zeil dat opbolt in een denkbeeldige wind, omgeeft de sokkel en verbindt de drie kinderen met elkaar, als een metaforische band.
In de 1914/1916 Illustré : Revue hebdomadaire illustrée des actualités universelles van februari 1916 (p. 8), lezen we dat dit voetstuk, « placé, sous l’œil du Temps », symboliseert « les qualités fortes, sévères, les arts qui se survivent et qui conquièrent l'éternité». Bij nader inzien, zou men er ook een allegorie van Aarde en het Vuur in kunnen ontdekken.
Auteur : Vereniging voor het Kunstpatrimonium, A.
Jacobs, 2020 (vertaald uit het Frans)
Bronnen
ENGELEN-MARX, E., La sculpture en Belgique à partir de 1830, V, Louvain, chez l’auteur, p. 2982 (repr.).
Discussie